Toen Nederland in de grauwe oudheid nog een stuk van de Noordzee was, toen was de kustlijn die in die oertijd nog ergens diep in Duitsland lag, grillig en ongenaakbaar. Mensen woonden in die dagen nog niet op dit deel van de aarde en zelfs van plantengroei was nog geen spoor te bekennen.
De elementen hadden vrij spel…..
’s Winters stuwden de Westerstormen het zeewater tot gigantische golven omhoog. Dan gierde de wind met orkaankracht over de kolkende watermassa’s die zich woedend tegen de kust te pletter liepen. Door het onafgebroken geweld van wind en water werden slibdeeltjes en zand, vaak jaar na jaar, weggevoerd en kwamen kilometers verder op de bodem terecht. Dat proces voltrok zich jaren achtereen, zodat op sommige plaatsen een hoge zandrug en elders een dikke leemlaag werd gevormd.
De zee werd steeds ondieper en vielen er op den duur zelf kleine eilandjes droog. Maar je moet niet denken dat dit snel verliep. Jaren, ja vele jaren gingen voorbij, totdat uiteindelijk de vloed van de zee ook de eilandjes niet meer bereikte. Zo ontstond na vele eeuwen ons Nederland.
Gestadig groeide ons land boven de zeespiegel uit. Maar toch waren het de mensen die van de verspreid liggende eilandjes en moeras ons Nederland maakten.
Maar die mensen deden meer. De eeuwenoude bossen werden gekapt om huizen te bouwen. Maar het hout werd ook gebruikt als brandhout. Spoedig dreigden de bossen in zijn geheel te verdwijnen en ging men opzoek naar ander materiaal voor het bouwen van huizen.
Eerst gebruikte men nog natuursteen, maar toen ook die schaars begon te worden kwam men op het idee om leem onder hoge temperaturen tot bouwstenen te bakken. Leem was er genoeg in die dagen, maar door de snelle bevolkingsgroei moest men zuinig zijn op de vruchtbare leemlaag.
Toen kwam men op het idee om de leem, die diep in onze Twentse bodem zat, te benutten. Gaten werden er in de grond gedolven, waaruit trapsgewijs de taaie leemlagen naar het oppervlakte werden gebracht.
Toen uiteindelijk de leemputten in de buurt uitgeput raakten, week men uit naar de Hoch (gem. Markelo).
Hiernaast een foto van de leemkuilen in de Hoch uit de jaren twintig van de vorige eeuw.
Enkele jaren vóór de Tweede Wereldoorlog werd ook door Baan & ten Hove een smalspoor aangelegd om het leem vanuit de Hoch naar de Brekeld te transporteren.
De leem werd tot in het jaar 1946 nog met de ‘batse’ (schop) uit de grond gehaald.
Eerst werden de karretjes nog door een paard voortgetrokken en later door middel van een treintje.
Vóór de Tweede Wereldoorlog werd het leem in de wintermaanden opgehaald en tot “halverwege” gebracht.
De stortplaats halverwege, ook wel “Janbaasveld” genoemd was een tijdelijke opslagplaats vlak naast het AJC-terrein “de Hoch”.
Links een foto van de toegangspoort naar het AJC-terrein.
Op “Janbaasveld” werd de leem tijdelijk opgeslagen om na de wintermaanden naar het tichelwoark te worden gebracht.
Als dus eind oktober het vormen van de stenen op het tichelwoark was afgelopen ging men naar de Hoch om de leemlagen vrij te maken. “Blootn” (bleutn) heette dat op z’n Riessens. Eerst werden de bomen gekapt en dan werd ongeveer een halve meter zand, dat boven de leemlagen lag, verwijderd.
Hieronder zien we hoe de mannen van ‘de Brekeld’ bezig zijn met het ‘blootn’ van de leemlagen in de Hoch.
v.l.n.r.: Mannes Ligtenberg (Menske van Segretje), Derk v/d Noort (‘nOoln Venoot), Willem Baan (Wilm van Lapot), GertJan Bruins (Getjan van de Koo van’tMatje), Jan Willem ten Hove (de Klèarmaker), ? , Jacobus Nijsink (‘nBakker). |
v.l.n.r.: ?,?,Arend Nijsink (Oarnd van Diekemeuje),?. | Arend Nijsink (Oarnd van Diekemeuje), broer van Jacobus Nijsink (‘nBakker). |
In 1946 werd een bagger aangeschaft.
v.l.n.r.: Jan Willem ten Hove (Jewilm van Miene), Gerrit Jan ten Hove (Getjan van ‘nBanis), Willem Baan (Wilm van Lapot), gehurkt; de chauffeur van de vrachtauto, Jan Willem ten Hove (de Klèarmaker), Derk v/d Noort (‘nOoln Venoot), GertJan Bruins (Getjan van de Koo van’tMatje), Otto Voortman (Otte van Jaejsdina). |
Onderstaand een stukje uit de jeugdherinneringen van een bezoeker van onze website.
Heb genoten van jullie werk; zelf in mijn jongere jaren veel in de Hocht doorgebracht op zoek naar fossielen en stenen. Het grootste gedeelte daarvan is thans te zien in de Oudheidkamer (in de kelderruimte). Oudheidkamer in Havezathe de Oosterhof , red. Dick Poortman. |
Versteende zee-egel. | Een versteend stuk van een boomstam. De jaarringen zijn nog duidelijk te zien. |
Regelmatig werden in de zeer oude grondlagen in de Hoch fossielen en andere versteende resten gevonden, die er op wijzen dat in de grijze oudheid deze gebieden onder de zeespiegel hebben gelegen.
Maar ook mooie gladgeschuurde stenen kwamen wel eens naar boven. In de zestiger/zeventiger jaren kwam iemand van dergelijke stenen zoeken die er dan sieraden van maakte. Bijvoorbeeld stenen hangertjes aan een halsketting. Ook werden bijzettafeltjes van de gladgeschuurde zwerfkeien gemaakt.
Gladgeschuurde steen.
Bijzettafel van zwerfkeien.
Afdrukken van zeesterren in een stuk steen.
Op de foto links wijst Jacobus Voortman (Koops van Jaejsdina) de chef van de baggermolen Mannes Ligtenberg (Menske van Segretje) op een paar geologische bijzonderheden, die in de grauwe leembrokken verborgen zitten.
v.l.n.r: Dieks van Kappert met 2 logés uit Vlaardingen, ?, Arend Voortman (Oarnd van Jaejsdina) , boven op het taluud: Jan Leusink (Jan vanPier), onderaan het taluud: Gerrit Jan ten Hove (Getjan van Graduèkn). |
Boven: Hendrikus Wessels (Dieks van de Beemer) en de heer Meenks uit Markelo (’tBoertje) in 1965. |
Machinist op het leemtreintje: Derk-Jan ten Hove (Dik van Klitsenkappert) Geheel links zien we Henk Voortman (Henk van Koops) toen hij ongeveer 5 jaar oud was. De man met de twee kinderen is Dinant Wolters met zijn oudste zoon Jan en nog een zoontje waar de naam niet van bekend is. |
v.l.n.r: Mannes Ligtenberg (Menske van Segretje),Gerrit Jan ten Hove (Getjan van Gradùekn), Gerhard Baan (Garrat van Duusker) en Jan Willem ten Hove (Wilm van MansEùm) |
Jaren, ja heel veel jaren geleden trokken de gletsjers zich terug uit het met ijs bedekt land.
Dit proces duurde vele, vele jaren. Op sommige tijden herwonnen de gletsjers het verloren terrein en stuwden ze de losgeschuurde massa van zand,slib,en puin op tot hoge heuvels
Jarenlang ging dit op en neer, totdat tenslotte grote delen van ons Nederland met dit “morainemateriaal” bedekt waren. Op deze wijze ontstond de “Friezenberg”, welke ligt ten Noordoosten van de leemputten in de Hoch op ongeveer een kilometer afstand. (foto linksboven).
De zware zwerfkeien die door de gletsjers meegevoerd waren vanuit het hoge Noorden bleven in de lager gelegen delen achter.
Jarenlang ging dit op en neer, totdat tenslotte grote delen van ons Nederland met dit “morainemateriaal” bedekt waren. Op deze wijze ontstond de “Friezenberg”, welke ligt ten Noordoosten van de leemputten in de Hoch op ongeveer een kilometer afstand. (foto boven).
De zware zwerfkeien die door de gletsjers meegevoerd waren vanuit het hoge Noorden bleven in de lager gelegen delen achter.
Hierboven zijn deze zwerfkeien, ook wel veldkeien genoemd, te zien op een prachtige foto gemaakt in juli 1965 door de familie Huygen uit Bussum.
Hendrikus Wessels (Dieks van de Beemer). | Mannes Ligtenberg (Menske van Segretje), Dieks, Gerhard Baan (Garrat và’n Duusker) |
In maart 1966 ging men in de Hoch ook over tot modernisering. De bagger verdween en ook het leemtreintje geraakte op een zijspoor. De bagger werd vervangen door een dragline en vrachtauto’s namen de plaatst in van de kipkarretjes die jarenlang werden voortgetrokken door het leemtreintje.
Voor de vaak meeliftende jeugd op het treintje of in de kipkarretjes (door onze neven in de familie later “de Hoch-gangers”genoemd) was dit het einde van een prachtige belevenis. (zie onderstaand)
Als ik terug denk aan die prachtige tijd dat we speelden op en rond het tichelwoark en in de Hocht met de kiepkarren. Ik weet nog dat oom Garrat een paar stenen op de eerste kar had liggen voor het geval zich …. een fazant liet zien. |
Wat ben ik vaak op de kiepkarretjes naar de Hoch geweest. Vaak met Rinus, Henk, Gerrit en andere neefjes. Jullie vader reed alsof zijn leven ervan afhing. |
v.l.n.r : ?, zittend 2e van links is Alidus ten Hove (van Kappert), Hendriekus ten Hove (Dieks van Oom), Jacobus ten Hove (Klèin Koops), Marinus Opgelder, draglinemachinist, ? , Gerhard Voortman (Garrat van Otte) Gerhard Baan (Garrat van Duusker), ?. |
De begintijd van deze “nieuwe” periode werd het kraanwerk en het transport gedaan door de jongs van Dieks van Kappert. De dragline was een Fuchs en de drie vrachtauto’s G.M.C’s.
Maar kort daarna schaftte men samen met steenfabriek Smeijers & Voortman een eigen dragline en twee kipvrachtauto’s (Magirus Deutz) van elk tien ton aan.
De leembaggermachine, die vele jaren dienst heeft gedaan, werd dus aan de kant gezet en de vier kilometer lange spoorweg ging naar de oud ijzerboer.
foto onder:
de Hoch in de zeventiger jaren van de vorige eeuw.
Speurtocht naar de prachtige flora en fauna van weleer.
Zijn ze nog te zien die zeldzame planten en de mooie rustgevende plekjes die nog in onze herinneringen zijn?
De klokjesgentiaan, Zonnedauw en Wollegras waar wij in onze tienerjaren van konden genieten toen wij de Hoch doorstruinden.
Volgende hoodstuk Leemtreintje.