1965 – 1985
De wetenschap stond echter niet stil.
Nieuwe verbeteringen werden uitgedacht, met als doel nog vlugger en nog voordeliger te produceren.
Toen kwam dus de tunneloven.
In 1963 besloot de directie van “Steenfabriek de Brekeld” een 114 meter lange en zo’n 2.40 meter brede tunneloven te bouwen, waarin de stenen op ingenieuze wijze en razendsnel konden worden gebakken.
Eind 1964 was de tunneloven klaar.
Deze oven werd buiten de productie om en met veelal eigen personeel gebouwd.
Hieronder staan foto’s die gemaakt zijn tijdens de bouw van de tunneloven in 1964/1965.
Henk van Koops met zin va Koops
Dieks van Eawrt (Jansen) en Koops
Jan van Janbrungk en Gait van Suuske
Otto (uitvoerder uit Duitsland), Koops,
Jan van Janbrungk en Goait van Lapot
Getjan van Voortmaansdientje en
Dieks van Eawrt
In februari 1965 ging de nieuwe oven in bedrijf.
De automatische drooginrichting (droogoven) kwam tot stand, dus kwam er een eind aan het tijdperk van het haag’n in de droogloodsen.
Van de strengpers (zie tekening) gingen de stenen vanaf toen nagenoeg automatisch de drogerij in.
Voordat de pas gesneden stenen de oven ingingen om gebakken te worden, moesten ze eerst een aanzienlijk deel van het nog aanwezige vocht verliezen. Het gevaar zou anders bestaan dat de stenen bij het bakken zouden gaan barsten door de uitzetting van de waterdamp in de ‘groene stenen’.
Dit voordrogen vond plaatst in de droogkamers.
Het transport van en naar de droogovens vond plaatst met de zogenaamde “bok”.
Dit op rails lopend voertuig kon in één keer 960 ongebakken stenen vertransporteren.
Na ruim 48 uur waren de stenen droog en konden ze worden gebakken.
Op vuurvaste wagens (koar’n) werden de stenen in de tunneloven gereden.
Het ijzeren onderstel werd door vuurvaste stenen afgeschermd van de vlammen in de oven. Elke wagen kon 3600 stenen vervoeren.
De tunneloven was verdeeld in drie zones.
De verwarmingszone, brandzone en afkoelingszone.
Dat het heet was in de oven is te zien aan de bout met moer hiernaast.
Voor de gein is deze destijds “meegeweest” de oven in. De moer is vast aan de bout gesmolten en is één geheel geworden.
De gemiddelde temperatuur was ongeveer 1040 graden Celsius.
Na 88 uur waren de stenen kant en klaar aan de andere kant van de oven gearriveerd, waar de stoker de wagen handmatig uit de oven draaide.
Links zien we hoe Freek Plas ( van de Schuure) en Herman Tempelman ( van Droad) bezig zijn om ovenwagens bedrijfsklaar te maken. Op het stalen onderframe werden vuurvaste stenen gemetseld, waarop de tassen stenen gezet werden voor het bakproces in de oven.
“Koops” Voortman bij de brander van de tunneloven..
Foto links: Stoker F.J. Plas(Freek van de Schuure) draait een kar met gebakken stenen uit de oven.
foto’s van Voortman en F.J. Plas komen uit dagblad Tubantia van zaterdag 12 februari 1966.
“Van leem tot steen” kon desgewenst in 136 uur plaatsvinden, maar om de kwaliteit te waarborgen deed men er liever iets langer over.
Volgens Jacobus Voortman (Koops van Jaejsdina), die met zijn twee broers Arend en Gerhard Voortman, de gebroeders Arend en Gerhard Baan ( Oarnd en Garrat van Duusker) en Hendrikus ten Hove (Dieks van Oom) de toen 150 jaar oude fabriek leidden, werd de kwaliteit van de stenen alleen maar beter.
Het bedrijf was een commanditaire vennootschap, waarbij de zes genoemde heren de firmanten waren.
Het was in de zestiger jaren nog niet zo dat er geen mensenhand meer aan te pas kwam, maar de tijd dat steenbakken volledig handwerk was, is bijna teniet gedaan door automaten.
Achter een groot schakelbord vol met rode en groene lampjes, die uit- en aanfloepten, knoppen, handels en metertjes, regelde de stoker in zijn eentje de eindproductie (bakken) van steenfabriek de Brekeld.
foto links: Achter een groot schakelbord regelde de stoker F.J. Plas (Freek van de Schuure) de temperatuur in de tunneloven.
Alles ging in 1965 dus bijna automatisch om de 10 miljoen stenen te kunnen produceren, maar met het zelfde aantal personeelsleden als een jaar daarvoor. In het jaar 1964 werden met hetzelfde aantal personeelsleden 5½ miljoen stenen gemaakt.
Gebruikte men in de ringoven nog kolen als brandstof, in de tunneloven ging men over op aardgas.
Deze Rijssense steenfabriek was destijds de tweede in Nederland, die met aardgas stookte. Het mag duidelijk zijn dat er in die tijd enorm veel aardgas, welke rechtstreeks van de “Gasunie” werd betrokken, werd verstookt in een bedrijf zoals “de Brekeld”.
rechts: ’t Gashuuske.
Maar de modernisering was nog niet ten einde. Want in maart 1966 stapte men ook van het leem halen met het smalspoortreintje af. Vanaf toen werd het leem vervoerd met vrachtauto’s.
Hierover meer in de rubriek ‘LEEMTREINTJE en de HOCH”.
Dat er in de jaren van de steenbakkerij ook wel eens wat anders meeging de ovens in, is te zien aan de hier afgebeelde beeldjes.
Ze zijn van leem gemaakt door Jan ten Hove (Jan van JanBrungk). Er staan er nog verscheidene beeldjes, die in de loop der jaren door hem zijn gemaakt, bij familieleden of kennissen in de huiskamer.
v.l.n.r.: Vier van de zes firmanten van toen: Hendrikus ten Hove, Gerhard Baan, Jacobus Voortman en Arend Baan. Gerhard en Arend Voortman ontbreken op deze foto. |
v.l.n.r.: Jacobus ten Hove (Klèin Koops), Hendriekus Wessels (Dieks van de Beemer), Gradus Timpers (Tìmpgraèdske), ? , Jan Leusink (Jan van Pier), Arend Jan ten Hove (OarndJan van Gradùekn), Gradus Nijzink (Panngraads). |
Dat er wel eens wat mis kon gaan tijdens het bakproces in de de tunneloven is te zien op de foto’s.
Soms vielen er door allerlei omstandigheden wel eens tassen stenen om.
U begrijpt dat zo’n voorval het hele stookproces in de oven kon verstoren.
Door het vast komen te zitten van de karren door deze omgevallen stenen liep de hele aan- en afvoer van de ovenkarren vast.
Er zat dan niets anders op om de oven uit te schakelen en de karren handmatig uit de oven te trekken, totdat men bij de vastgelopen kar was.
Maar voordat men de oven in kon gaan moest deze eerst afgekoeld zijn van de meer dan duizend graden in het middenstuk.
Dit duurde dus enkele dagen, maar het wachten kon niet te lang duren, want dit was allemaal omzetverlies.
Dus ging men met dikke asbesthandschoenen en pakken aan te werk in de oven die soms nog een temperatuur had van 300 graden Celsius.
Hierboven zien we Jacobus ten Hove en Gradus Nijzink.
v.l.n.r: Jan Leusink (‘nPier), Jacobus ten Hove (Klèin Koops) en Gerrit Brinks. |
Maar aan het moderniseren van de steenfabriek leek geen einde te komen. Aan het eind van de zeventiger jaren kwam er een tweede tunneloven bij en werd het stenen maken nog meer geautomatiseerd.
De laatste steen in de nieuwe tunneloven wordt gelegd door Jacobus Voortman (Koops van Jaejsdina)
Onder het toeziend oog van Gerhard Voortman (Garrat van Jaejsdina), Jan Dannenberg (Jan van Bello), Gerrit Brinks, Gerhard Baan (Garrat van Duusker), Gradus Nijzink (Panngraads), Willy de Duitse opperman van de schoorsteenbouwer, Herman Tempelman (van Droad) en Mans Tijhof (Toeteboer) hij was een werknemer van constructiebedrijf Schooten (Langn Jan).
Door een sparing (opening) onderin de schoorsteen te laten kon de Duitse opperman van binnenuit zijn collega metselaar van bouwmaterialen voorzien.
80 meter hoge schoorsteen.
Met de nieuwbouw van de 2e tunneloven werd ook het oppakken van de droge stenen op de ovenwagens geheel geautomatiseerd. In principe kwamen er geen mensenhanden meer aan te pas.
Links boven zien we Jan Leusink en Herman Tempelman bezig een vastgelopen oppakmachine weer aan de praat te krijgen. Soms liepen de stalen latten waarop de stenen de droogovens ingingen wel een vast.
Dus toezicht was niet overbodig. Ook niet bij de computergestuurde oppakmachine op de foto rechts, waar Jacobus ten Hove toezicht houdt.
Volgende hoodstuk de Hoch.