van Leem tot Steen

In deze rubriek kijken we terug naar medio twintigste eeuw.
Eerst werd het leem nog met het leemtreintje uit de Hoch gehaald , maar vanaf maart 1966 werd het leem vanuit de Hoch en later ook uit Rekken vervoerd met eigen vrachtauto’s.

Met het verdwijnen van het leemtreintje werd ook de bagger vervangen door een dragline.
Vele vrachten leem werden dagelijks vanuit de leemputten vervoerd naar “de Brekeld”.

Maar doordat er nu minder controle was op de winning van het leem kwamen er ook wel eens grote tot zeer grote zwerfkeien mee naar het tichelwoark. Deze werden dan ongezien meegekiept in de leemkelder op het tichelwerk.

De man an’bagger kwam ze dan vroeg of laat wel weer tegen. Dit tot ongenoegen van deze man, want hij moest de soms kolossale keien met een schep weer uit het taluud zien te krijgen voordat de bakken van de bagger er op stuk liepen. De bagger even stil zetten kon wel, maar niet te lang want anders liep het hele proces van leem tot steen te veel vertraging op.

Boven zien we de leemkelder nog zonder overkapping. De foto boven geeft een beeld van de tijd dat de leem werd aangevoerd met vrachtauto’s. De bagger loopt nu ook van achteruit de loods naar voren, omdat dit makkelijk was in verband met de aanvoer van het leem.
Een mooie bijkomstigheid was dat de uitgegraven zwerf- of veldkeien een extraatje opleverde voor het personeel.

Veel tuinbezitters gebruikten de keien als decoratie in hun tuin.
Voor een kratje bier en een liter jenever konden ze hun aanhanger vol laden.
Nog steeds kan men de zwerfkeien terug vinden in particuliere tuinen.Op de foto hiernaast worden ze als stapstenen gebruikt in een Japanse tuin. Meer over deze tuin is te lezen op www.entoshof.nl

Tijdens het baggeren van het leem uit de leemkelder werden wel eens extra grondstoffen toegediend. Zoals hierboven is te zien werd er kalk over het taluud gestrooid, omdat het leem te vettig (kleverig) was. Duidelijk is ook te zien dat het onderste deel bestond uit gele leem uit de Hoch en een kwart deel (bovenste deel) uit blauwe leem die uit Rekken kwam.

Vanuit de bagger kwam de leem op transportbanden die het weer door een zogenaamde keienwals (boven) liet lopen om de nog meegebaggerde kleinere zwerfkeien uit het leem te halen.

Vandaar kwam het leem in de kollergang of wals. De kollergang was een kuipvormig apparaat waarin twee zeer zware metalen molenstenen ronddraaiden en de leem door de zeefvormige bodem persten.

De “worsten” (links) die uit de kollergang kwamen gingen weer via een transportband door een fijnwals, waarna het in de beschikker kwam.

De beschikker was in feite de voorraadkamer voor de hoeveelheid leem wat beschikbaar was voor de verdere afwerking tot steen. Soms kon het proces van bijvoorbeeld het baggeren even stil komen te liggen en er een tijdje geen aanvoer was van leem naar de afwerkingfase. Maar door het beschikbare leem in de beschikker kon het stenen maken dus gewoon doorgaan.

Daarna ging het leem in de strengpers. De strengpers was een machine waarin de leemmassa in de vorm van een doorlopende streng met zuivere rechte hoeken werd gevormd. De streng werd vervolgens op regelmatige afstanden doorgesneden met de knipper. Ieder stuk vormde dus een steen.

Door de streng met zand te bestrooien en daarna door stempelrollen te laten lopen kreeg men de traditionele stenen.
Ook werden rollen gebruikt met een tekening die de stenen een onregelmatig ‘geschorst’ oppervlak gaven. Zo ontstonden de machinale handvorm stenen. In de tichelwereld ook wel “boomschors stenen” genoemd.

Voordat de pas gesneden stenen de oven ingingen om gebakken te worden, moesten ze eerst een aanzienlijk deel van het nog aanwezige vocht verliezen. Het gevaar zou anders bestaan dat de stenen bij het bakken zouden gaan barsten door de uitzetting van de waterdamp in de ‘groene stenen’. Dit voordrogen vond plaatst in de droogkamers. Dit duurde ongeveer 48 uur.
Het transport van en naar de droogovens vond plaatst met de zogenaamde “bok”. Dit op rails lopend voertuig kon in één keer 960 ongebakken stenen vertransporteren.

Na het drogen werden de stenen vervolgens met behulp van mallen in zogenaamde ’tassen’ gepakt. Eerst gebeurde dit nog handmatig maar begin tachtiger jaren was dit proces geautomatiseerd.

Vervolgens werden ze op vuurvaste wagens gepakt en de tunneloven ingereden. Elke wagen bevatte zo’n 3600 stenen.

De tunneloven was verdeeld in drie brandzones. De verwarmingszone, brandzone en afkoelingszone.

De gemiddelde temperatuur was ongeveer 1040 graden Celsius.
Na 88 uur waren de stenen kant en klaar aan de andere kant van de oven gearriveerd, waar de stoker de wagen handmatig uit de oven draaide.
In de tachtiger jaren ging ook dit volautomatisch.

“Van leem tot steen” kon dus medio twintigste eeuw in 136 uur plaatsvinden.

Als de stenen eenmaal uit de oven waren en op de plas werden gezet, werden ze op kwaliteit getest.

Hier zien we hoe Gerrit Jan ten Hove (de Klitse van Banis) de net uitgereden stenen test.

Er zijn ons nog diverse foto’s toegezegd die nog niet op deze site staan. Dus om op de hoogte te blijven van de historie van steenfabriek ‘de Brekeld’ dient u echt weer terug te komen op deze site.